Spelling 2003

De Spelling 2003 voor de Limburgse dialecten geeft richtlijnen voor de spelling van alle Limburgse dialecten in hun hedendaagse vorm. De grondslag voor de Spelling 2003 vormt de schrijfwijze van het Nederlands. Dat betekent dat de regels die voor het spellen van het Nederlands van toepassing zijn, ook zoveel mogelijk worden gebruikt bij het spellen van de Limburgse dialecten. Verder is de Spelling 2003 zo eenvoudig mogelijk gehouden zodat die gemakkelijk te lezen en te leren is. De tekens die in de Spelling 2003 worden gebruikt, vindt u op de pagina Overzicht tekens hierboven.

De Spelling 2003 in het kort:

1. Een -aa-, -ee-, -oo- en -uu- wordt in open lettergreep, net als in het Nederlands, in het Limburgs met een enkel teken geschreven: grave (‘graven’), breve (‘brieven’), goje (‘goede’), hure (‘horen’). Daarom moet ook na een korte -a-, -e-, -o- en -u- een dubbele medeklinker worden geschreven voor een volgende klinker: latte, kammenèt, denne, motte, bukkem etc.

2. De lengte in uitspraak bij klinkers wordt niet apart aangegeven. Wilt u toch aangeven dat een klank lang wordt uitgesproken, gebruik dan het teken ^: ketoên, wiên.

3. In de Limburgse dialecten bestaat nog een duidelijk onderscheid tussen mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. Dat onderscheid komt ook terug in de lidwoorden: eine, ein, het. De verkorte vorm van deze lidwoorden wordt gespeld als ‘ne, ‘n en ‘t.

4. Veel Limburgse dialecten laten vaak een e-achtige klank horen na een klinker. Die wordt als -ë- gespeld na een -ie- of
-oe-: hieël, schoeën. Volgt de klank na een -uu- dan ontbreekt de trema: vuuel, nuuetelik.

5. De dialecten in centraal en zuidoostelijk Zuid-Limburg gebruiken de tweeklanken -oa- en -eë-. Die klinken respectievelijk  als een korte o gevolgd door een korte a (koal, sjtroat) en een korte e gevolgd door een e-klank (eëpel, geëve).  Deze klanken komen alleen in dit gebied voor, in de rest van Limburg spreekt men deze klanken als eenklank uit en spelt men -ao- (kaol, sjtraot) en -ae- (aerpel, gaeve).

6. Woorden als borg, half of melk worden vaak met een e-achtige klank uitgesproken: borreg, hallef, mellek. Deze klank wordt, net als in het Nederlands, in het Limburgs niet geschreven: mèlk, dörp, erm.

7. Woorden die ontleend zijn aan andere talen worden gespeld als in het Nederlands wanneer men ze nog als vreemde woorden beschouwt: computer, televisie, president. Veel leenwoorden komen echter al lang in de dialecten voor en zijn in hun uitspraak aan de dialecten aangepast. In dat geval spelt men ze volgens hun uitspraak: provins, kammezoeël.

De volledige Spelling 2003 voor de Limburgse dialecten is ook in boekvorm verkrijgbaar. In deze publicatie worden de doelstellingen en grondprincipes verder uitgewerkt en met voorbeelden geïllustreerd. Het boek kan als PDF hier worden gedownload. Het kan ook gratis worden besteld op: streektaal@hklimburg.nl